Maarssen, 24 januari 1993

In het 1e nummer van 1993 neemt u een bedroevend artikel op van de academisch bestoven heren Mulder en Lamain onder de titel: Grafische interface sluit op intuïtie. De kop klopt al niet en de rest helaas evenmin. In de eerste 4 zinnen worden, zoals we helaas van psychologen gewend zijn, evenzovele open deuren ingetrapt. In de rest van het artikel wordt een poging gedaan de voordelen van een grafisch interface af te zetten tegen de nadelen van een commando-gestuurd interface. In de loop van dit artikel wordt een aanzienlijk aantal bokken geschoten, waarvan ik er hieronder een paar wil villen:

1/ De veronderstelde tegenstelling tussen grafische en commando-gestuurde interfaces is niet correct. De auteurs verwarren 2 verschillende zaken. Enerzijds kan een onderscheid worden gemaakt tussen commando-gestuurde en menu-gestuurde interfaces en anderzijds tussen alphanumerieke presentatie en picturele presentatie (dwz 'gebruik makend van pictogrammen').

2/ Volgens de auteurs is 'kennis beter toegankelijk via plaatjes en beelden dan via talige (?) uitdrukkingen'. Je vraagt je af waarom de mens ooit van de hiëroglyphen is overgestapt op talen die gebruik maken van letter-tekens.

Ik zal niet ontkennen dat van een duidelijk pictogram een zekere esthetische charme uitgaat, maar of het er duidelijker op wordt is zeer de vraag. Verzin maar eens een pictogram om begrippen als converteren, indexeren e.d. aan te geven.

3/ De auteurs stellen dat pictogrammen beter aansluiten bij de ervaringen van gebruikers. Van welke gebruikers dan ? De auteurs verzuimen helaas om een onderscheid te maken tussen de complete leek en de geoefende gebruiker. De leek is gebaat bij een 'begrijpelijk' interface, maar de geoefende gebruiker bij een 'snel en niet omslachtig interface'. Deze paradox is een dillema voor iedere software-ontwikkelaar.

4/ Gesproken wordt van het gebruik van de buro-blad metafoor, waarin begrippen worden voorgesteld als dossiermappen en hangmappen. Op deze manier, vervolgen de auteurs 'worden objecten in de computeromgeving, voorgesteld als vergelijkbare objecten in de realiteit'. Wiens realiteit dan wel ? Waarschijnlijk geldt nu al dat een groot deel van de gebruikers geen voorafgaande kantoorervaring heeft en nieuwe generaties gebruikers zullen dit helemaal ontberen. Zij zullen immers niet meer van dossier-mappen gebruik te maken, maar van computers. Exit metafoor.

5/ De auteurs maken de opmerking: 'een interface die de mogelijkheid biedt meerdere vensters te openen, met in ieder venster een aparte taak. Bedoeld wordt 'multi-tasking' en deze eigenschap heeft niets te maken met het interface maar met de (on)mogelijkheden van het operating system.

6/ In hun enthousiasme voor grafische interfaces gaan beide heren geheel voorbij aan een groot ongemak van dit type interface: de onscherpte. Uitgaande van de veel gebruikte VGA-standaard valt het de toeschouwer op dat tekst (vergeet niet dat het interface veelal bedoeld is om op een snelle wijze een hoeveelheid tekst te bereiken) onscherper is dan in een interface dat gebruik maakt van de 'tekst-mode' van het scherm. Het lijkt me bij uitstek een onderwerp voor ergonomisch onderzoek om de vermoeidheids-graad van gebruikers van beide typen scherm-aansturing te onderzoeken.

Ik vrees dat ik er de hele zondag aan zou kunnen besteden om op alle slakken van de heren zout te leggen, maar gelukkig heb ik er alweer tabak van. Mijn eindconclusie luidt dat zowel uw blad, als de auteurs de lezers niet serieus nemen door een artikel van dergelijk laag allooi op te nemen. De inhoud suggereert dat het vakgebied van beide heren niet serieus te nemen is en illustreert eens te meer dat er dermate luchthartig met academische titels wordt omgesprongen dat ze hun impliciete kwaliteits-garantie allang zijn verloren.

M.Schulte