Wat is Recht ?

De militaire dienstplicht

Ooit werd ik geconfronteerd met het verschijnsel dienstplicht. Dat was toen ik 18 werd en gekeurd moest worden. Ik had er voorheen nooit lang bij stilgestaan en het gebeuren als iets onvermijdelijks op me af zien komen. Wat kon ik er immers tegen doen ? Van de keuring in Deventer kan ik me slechts twee dingen herinneren. Het eerste was de vraag van een keuringsarts of ik mij principieel aangetrokken voelde tot leden van het andere geslacht. Ik had nog nooit eerder, anders dan in een cabaret-programma, zulk een mallotige vraag gehoord. Ik antwoordde dat dit inderdaad het geval was en daarmee had ik mijzelve danig in de nesten gebracht. De andere herinnering wordt gevormd door een brulboei zoals ik nog niet eerder in mijn prille bestaan was tegengekomen. Het zal wel een sergeant geweest zijn die door middel van mannetjesaapgedrag enkele al te bijdehande knapen wilde imponeren. Het gebrul was niet aan mij gericht maar heeft me wel aan het denken gezet. Dat zou wat worden tijdens de dienstplicht om met dit soort onbenullen van doen te krijgen. Ik kreeg er terstond een afkeer van en vroeg me af of het zou helpen als ik voorgaf mijn sexuele geaardheid te hebben veranderd.

Nu beseft iedereen wel instinctief dat er iets niet in de haak was met de dienstplicht. Het is niet ethisch om van anderen te eisen dat zij hun leven in de waagschaal gaan stellen voor zaken, waarover zij zelf nog maar nauwelijks zijn begonnen na te denken. Om deze jeuk aan het geweten te verlichten was door sommigen verzonnen dat het hier ging om een kwestie van rechten en plichten. Volgens hen had je op je 18e reeds zoveel rechten genoten dat daartegenover enige plichten gesteld kunnen worden. Dat hebben wij van het establishment zo bedacht en uw eigen opvatting in deze kwestie is derhalve niet meer van belang. Vooral in gristelijke huize was dit een populaire zelfbevredigende denkwijze. Ook ik had als 18-jarige geen flets benul hoe ik ooit de macht van zo'n brullende onbenul zou kunnen weerstaan als ik er mee geconfronteerd zou worden. Dus voorlopig wist ik niet beter te doen dan zo lang mogelijk tijd te rekken in de hoop dat zich in de loop van mijn studie een ontsnappingsweg zou openbaren. En onderwijl dan nog maar eens nadenken over rechten en plichten.

Alleen op de wereld

Stel je bent alleen op de wereld. Helemaal alleen. Na een lange dag hard werken, kom je thuis en gaat bij de haard zitten. Glaasje wijn, handje knabbels, je contemplatieve zelf komt boven en je vraagt je af: "Wat zijn mijn rechten ?". Een triviale vraag besef je al snel. Er is immers geen sprake van rechten. Je kunt doen en laten wat je wilt, zolang je er competent toe bent. Je hebt het recht om te vliegen, maar je mist enkele attributen die je daartoe in staat stellen. Je hebt geen rechten, je hebt vrijheden. Na zulk een conclusie ben je een tevreden mens en je schenkt jezelf nog eens in. Dan wordt er op de deur geklopt. Toch niet alleen op de wereld ? Je roept "Binnen", de deur gaat open en je gekloonde zelf treedt binnen. Hij verteld dat hij al zwervende en contemplerende over het onvermogen te vliegen, na het vallen van de avond, vanaf een verre heuveltop een lichtje had zien flakkeren. Dat lichtje duidde op vuur en vuur duidde op bewoning en dat zou kunnen betekenen dat er nog iemand op de wereld was en daarvan wilde hij meer weten, want hoe zat het in dat geval met zijn rechten. Ondanks je verbazing heet je je gast hartelijk welkom en noodt hem aan jouw rijkgevulde drank- en graaitafel. Na aanvankelijke terughoudendheid, stijgt de stemming bij het innemen en na verloop van tijd verlaat je gast jouw huis, nadat jullie zijn overeengekomen alles eerlijk te delen. Je zult dus niet meer de hele wereld omploegen voor je bonen en maïs, maar nog slechts de halve. Je beseft dat je vrijheid is gehalveerd en dat je nog maar op de helft van de wereld kunt doen en laten wat je wilt. Er begint voor het eerst een notie van recht te doemen. Als je de nieuwe wereldburger betrapt op een handeling die tegen de gemaakte afspraak indruist, kun je hem erop wijzen dat hij op jouw stukkie van de wereld zit te kloojen. Voor die afspraken is het woord 'wet' bedacht en wat er voor beide partijen in staat vermeld onder het kopje 'dit mag' het woord 'recht' en staat in deze situatie dus voor 'resterende vrijheid'. Nu is de helft van heel veel nog steeds heel veel, dus vooralsnog valt er mee te leven.

Deze ontmoeting had natuurlijk ook heel anders af kunnen lopen, maar dat scenario schilder ik verderop. Nu verder op het ingeslagen pad, maar eerst nog een paar korte aanmerkingen over bovenstaande scène. Moest de wereld zo nodig verdeeld worden? Ik vrees van wel, niet omdat ik het niet graag anders zag, maar omdat ik vermoed dat er territorium-genen in ons zitten die zich uiten in territorium-drift en die ons er toe noodzaken begrippen recht en macht tot kernpunten van onze cultuur te maken. Een vooronderstelling die bestreden kan worden, maar zoals het vervolg van dit verhaal laat zien, lopen we er vroeg of laat toch tegen aan. Zolang de wereld groot is en wijzelve klein, kunnen we elkaar ontwijken en hoeven we niet met elkaar te overleggen over rechten en vrijheden.

Zoals uit het bovenstaande blijkt is geslachtelijke voortplanting niet direct van belang voor het verloop van zaken. Klonen mag ook en laten we dat dan maar even doen als waren we zelfklonende Dolly's. We hebben de wereld nodig voor voedsel en energie en nemen eerst aan dat de bronnen daarvan homogeen zijn verdeeld. Bij iedere rechten-conferentie blijft het mogelijk tot een evenredige verdeling te komen, net zolang tot de bronnen die we individueel krijgen toegewezen niet meer voldoende zijn om in ons levensonderhoud te voorzien en vervolgens sterven we volmaakt democratisch en synchroon uit. Ik hoor u al benauwd, mompelen: "Gelukkig zijn de bronnen niet homogeen verdeeld". Inderdaad is er geen sprake van maximale entropie. Maar wat doen zulke rationeel verdelende wezens met niet-homogeen verdeelde bronnen? Vermoedelijk gaan ze net zo lang met de opbrengst heen en weer sjouwen tot deze wel homogeen verdeeld zijn en het uitsterven alsnog kan plaatsvinden. Daar schieten we dus ook niet mee op.

Hoe verder als we liever niet uitsterven ? Helaas pindakaas, voor puur rationeel denkende en handelende wezens, die het eigen belang ondergeschikt maken aan het algemeen belang is er geen ander ultiem lot dan het noodlot. Nu komt dat toch wel een keer tot ons, maar dan in de vorm van een meteoor of komeet of een milieuramp die we over onszelf afroepen. Zo gaat het dus niet verder. Terug naar de klop op de deur en het moment waarop we nog niet wisten dat we met ons gekloonde zelf uiteindelijk dood liepen Het wordt nu iets minder geschikt voor jeugdige kijkertjes, want de macht in persoon doet zijn intrede. De klop op de deur was geen klop, maar een enorme dreun die het hele bouwwerk in zijn voegen deed kraken. De deur vloog met een knal uit de sponning en terwijl de scherven je om de oren vlogen, zag je nog net een enorme gestalte op je afkomen, die je een hijs voor je kanis verkocht waarvan je in katzwijm geraakte. Toen je weer bij kwam lag je in een hok aan de ketting. Het contempleren over rechten wilde niet meer zo lukken.

De conclusie ligt voor de hand om te constateren dat deze situatie beter kan worden begrepen middels het handvat 'macht', dan door het voorgaande vehikel 'recht'. De sterke oefent het uit en op de zwakke wordt het uitgeoefend. Kennelijk is macht de koppeling tussen de sterke en de zwakke kracht.

Kan dat niet wat minder zwart-wit hoor ik u denken ? Zo zit onze wereld toch niet in mekaar ? Voor de meesten van ons niet. Vermoedelijk heeft u zich zelf wel eens ervaren aan beide zijden van de lijn die het uitoefenen van macht scheidt van het onderwerpen aan macht. Je zou daar een mooi woord voor kunnen verzinnen. Isojure of zoiets. Aan de ene zijde van de lijn heb je macht en aan de andere recht. Als je op de media afgaat kun je de indruk krijgen dat er heel wat mensen op deze aardkloot zich aan de kant van het recht bevinden, wat er op neer komt dat ze vrijwel geen macht bezitten. Is dit louter een kwestie van onevenredige berichtgeving of is er meer aan de hand. Daarover later verder, want anders begint het al weer veel ingewikkelder te worden dan voor een simpel oordeel gewenst is. En simpel oordelen willen we allemaal. Zeg nu zelf.

Ik kan nu afronden met de constatering dat recht niets anders is dan resterende vrijheid of misschien beter, resterende macht ofwel restmacht. Hierdoor heb ik de begrippen recht en macht met elkaar verbonden en complementair aan elkaar gemaakt. Ze zijn dus te zien als expressies van hetzelfde onderliggende abstracte begrip uit de ideëen-wereld.

Ik ben nu ongeveer weer op het punt waarop ik destijds ophield verder te denken. Recht en macht zijn nauw met elkaar verweven en zonder kracht geen macht en ik moest nog maar eens diep nadenken over die vervelende dienstplicht. Het heeft jaren geduurd voor zich een ontsnappingsroute aandiende en tegen die tijd had het dreigende onheil mijn leven al een beslissende wending gegeven. De ontsnapping-route werd geopend door een schot op goal tijdens een potje zaalvoetbal. Na een onsierlijke zwaai eindigde ik op de grond en bij het opstaan bleek mijn knie geblokkeerd te zijn, waardoor ik mijn been niet meer kon strekken. Na een fysiotherapeutische behandeling van enkele maanden ging dat weer wel, maar de gehele constructie was nu dermate verzwakt dat ik me erop heb kunnen laten afkeuren voor de militaire dienstplicht.

De stelling

Einde onderwerp zou je misschien denken. Maar nu, na zo'n twintig jaar, vraagt de bovenstaande simplificatie om enige verdieping. Het denken heeft de afgelopen tijd niet stil gelegen en het opgedwarrelde modder moet nodig eens bij elkaar geveegd. Alvorens dat te doen wil ik echter eerst een stelling poneren. Stellingen zijn uitdrukkingen van intuïtieve gevoelens. Je weet het niet zeker, maar je denkt dat het zo is. Misschien slaag je erin het gestelde te bewijzen, misschien kun je het ontkrachten, waarschijnlijk geen van beide. De stelling luidt:

Het is niet mogelijk enig object te omschrijven zonder eerst alle andere objecten te hebben omschreven.

Ik vrees dat dit de centrale draaikolk in mijn denken is. Altijd als ik iets zou willen omschrijven, moet ik ontdekken dat ik dan eerst alle andere dingen zou willen omschrijven en zodra ik daarmee begin, ontdek ik dat bovenstaande stelling van toepassing is en ga ik maar weer de tuin winterklaar maken of zoiets. Ik vermoed dat deze stelling synoniem is met de constatering dat een 'theorie-van-alles' niet mogelijk is. In wezen dus een 'theorie-van-nix' is. Daar kun je nog eens mee voor de dag komen op een partijtje, een 'theorie van nix'.

Naar aanleiding van de inleidende schermutselingen kunnen de volgende vragen worden gesteld:

- Wat is de rol van het opperwezen ?

- Hoe zit het nu met 'rechten' en 'plichten'?

- Hoe zit het met het toekomstperspectief van de deelnemers met het ongedeelde macht-scenario ?

- Hoe wordt er met het begrip 'recht' omgegaan door de deelnemers in datzelfde scenario ?

Laat me eerst twee oude koeien uit de sloot halen. Enige tijd nadat ik voor mezelf de balans had opgemaakt van recht en macht, dacht ik dat het begrip 'plicht' er helemaal niet toe deed. Het was helemaal niet verbonden met het begrip 'recht' dus wat was dat voor gekakel over 'rechten en plichten'. Om het inzicht te verdiepen heb ik me toen over een diepe weerzin heen gezet en geprobeerd me in te leven in de idee dat er een opperwezen zou bestaan die uit een soort grabbelton naar believen met rechten en plichten strooit. Die daarbij uiteraard een stelsel van toedeling hanteerde zodat op een of andere tijdloze balans de som der toegediende rechten en plichten een ragfijn evenwicht in stand hielden. Ik accepteerde voor het gemak dat het antwoord op de start-vraag 'Wat is recht' afhankelijk kan zijn van de onderwerping van de beantwoorder aan een opperwezen. Later realiseerde ik mij dat deze situatie niet anders is dan een variant op de machts-situatie. De bruut is daarin vervangen door een abstract opperwezen (m/v/o) die op voor ons - sterfelijke wezens - ondoorgrondelijke wijze met rechten en plichten strooit. Een plicht is dus niet anders dan geëffectueerde macht en wie het adagium 'rechten en plichten' uit de strot laat rollen, kan zich dat kennelijk veroorloven. Heeft een machtsbasis en toont dat. Toch zijn er ook mensen die geen enkele macht lijken uit te oefenen en die zich toch scharen in de meute die het er grondig mee eens is. Dit maakt de volgende vraag uit het rijtje interessant: 'Hoe gaan de deelnemers in het 'macht-scenario' om met de begrippen 'recht en macht' ?'. Ik stel de behandeling van die vraag nog even uit en ga eerst nog even de toekomst voorspellen.

Zo. U zit daar in dat hok en hebt niets te vertellen. U krijgt op zijn tijd een schamele maaltijd toegeworpen, afgewisseld met een pak rammel om u onder de duim te houden en u hebt verder maar te doen wat Macht van u verlangt. Dat is niet gering zodat u er maar net het leven niet bij inschiet, terwijl Macht zich amuseert met het deponeren van balletjes in gaatjes op door u glanzend glad gemaaide gazons en soortgelijke geestverruimende bezigheden. En omdat de kwaliteit van het gras bij het derde gaatje al begint af te laten en Macht tot de ontdekking is gekomen dat meer slaag geen beter werk oplevert, staat hij u toe uzelve te klonen. Dat doet u een aantal keren, zodat u nu niet meer alleen voor alles op hoeft te draven. Bovendien is het gezelliger om met z'n allen slaag te krijgen dan alleen. Maar Macht begint nu een beetje bezorgd te kijken. Hij vraagt zich af of u en uw klonen niet wat zitten te bekonkelefoezen en op zeker moment de rollen om gaan draaien met behulp van een onbewaakt ogenblik en de onevenwichtige getalsverhouding. Laten we dat eens doen. We draaien de rollen om. Macht doet een dutje en u en uw klonen springen er bovenop en hakken hem een been af, waardoor hij eenvoudig kan worden overmeesterd. Macht wordt recht en recht wordt Macht. Maar nu is de balans zoek. Er zijn een heleboel machtigen en maar weinig slaven. Dat werkt natuurlijk niet. Een fatsoenlijk golfveldje is alleen te verkrijgen bij omgekeerde getalsverhoudingen en daar moet aan worden gewerkt. Het zal dus niet lang duren of er ontbrandt een machtsstrijd, waardoor sommigen weer van de machtsladder naar beneden kukelen en het evenwicht weer enigszins doen herstellen. Dat kan eindeloos zo doorgaan totdat de deelnemers van deze vermoeiende bezigheid tot het besef geraken dat het delen van de macht nog zo'n slecht idee niet is. Het is duidelijk dat hier ondenkbaar vele scenario's zouden kunnen volgen. Wie in Nederland woont zou kunnen menen dat de meeste ervan een convergerende tendens zullen vertonen in de richting van het zo ideaal geachte gelijk-verdeelde-macht-scenario. Aan mij is zulk een droomdenken helaas niet besteed. Misschien ben ik er te misantropisch voor, maar ik hoef er niet eens voor over de grens te kijken om al het idee te krijgen dat zulk een idyllische samenleving er nooit van zal komen. Niettemin is my-guess-as-good-as-yours en misschien dat we er alleen iets meer over zouden durven beweren als we door wat simpele komjoeter-simulatie-spelletjes inzicht kunnen verkrijgen in de evolutie van een samenleving van door ons bedachte wezentjes. Het is dan de kunst om je model dusdanig te verfijnen dat je erin slaagt om dusdanige output te genereren, dat deze lijkt op wat we kunnen waarnemen om ons heen. Een hopeloze zaak lijkt me. Waarom? Ik kom er op terug.

Wellicht is u ook de overeenkomst opgevallen met de constatering dat er altijd veel minder roofdieren dan prooi-dieren lijken te bestaan. Een roofdier dat zijn prooi uitroeit houdt zelf op te bestaan en wat we om ons heen zien kan dus alleen bestaan in een verhouding van weinig staat tot veel. En de weinigen hebben de macht. Althans zo zien wij dat. Het is niet onwaarschijnlijk dat binnen onze samenleving een vergelijkbaar onderscheid bestaat waarin de aantallen omgekeerd evenredig lijken met de mate van macht. Zou het anders kunnen ? Zelf ben ik er vrij zeker van dat het eeuwen ten dage blijft modderen, maar dat er draagbare vormen van machtsverdeling zijn voor te stellen. Althans voor bepaalde mensen op bepaalde plekken voor bepaalde periodes in hun leven. Genoeg gerelativeerd? Lees niet verder; er komt nog meer.

Behalve een vage notie van een abstract begrip dat met 'recht' wordt aangeduid is er ook nog zoiets als 'het recht'. Veelal een uitgebreide verzameling geschreven teksten waarvan men de mythe wil dat ze het onder alle omstandigheden mogelijk maken tot een moreel aanvaardbare afweging te komen. Er valt heel wat af te dingen op het gehalte aan 'moraliteit' als je in aanmerking neemt dat zelfs de meest abjecte systemen hun regels en voorschriften op papier vastleggen in de vorm van wetten en dit geheel 'recht' noemen. En in al die systemen zijn er mensen die zich tot rechter laten benoemen en zonder scrupules de wetten volgen en toepassen. Er zijn weinig landen waar de rechters het aandurven (of zich kunnen permitteren) om tegen gevestigde machten in te oordelen. Het proces volgens welke de wetten van een land tot stand komen is niet overal hetzelfde maar wel altijd en overal zijn wetten een weerslag van heersende machtsverhoudingen. En vooral in samenlevingen waarin het geschreven woord heilig is, omdat er nog grote aantallen analfabeten zijn, zullen mensen snel geneigd zijn het 'recht' te aanvaarden als kwam het van hoger hand. Van een hogere macht tegen welke men beter niet kan ageren, aangezien je er in het hiernamaals wellicht nogmaals mee van doen krijgt. Je tart het opperwezen niet, zeker niet als je al snel door hebt dat zijn plaatsvervangers op aarde veelal lange baarden dragen en geen enkel gevoel voor humor hebben. Humor maakt macht kwestbaar en daar houden mannen met lange baarden niet van. Voor gevestigde machten is er dan ook weinig aanleiding om scholing aan te moedigen en zo dit al onontkoombaar is, zal men pogen het onderwijssysteem zoveel mogelijk te beïnvloeden en waar mogelijk geheel dicteren. Zelfs in onze streken zou je kunnen vinden dat het onderwijs uitsluitend gevestigde belangen vertegenwoordigt en weinig onderwijst dat daar tegen indruist. Als ik zeg 'zou je kunnen vinden' dan bedoel ik dat je kunt kiezen voor een gezichtshoek en dat de perceptie daar vanzelf uit voortvloeit. Zo verkies ik waar te nemen dat in deze tijd de invloed van het bedrijfsleven toeneemt op de inhoud van het onderwijs. Dat komt voort uit de machtpositie die dit bedrijfsleven momenteel inneemt. Vroeger waren machtsinvloeden sterk georganiseerd rond ideëen van religieuze of nationale aard. Sinds de industriële revolutie zijn er andere concepten bijgekomen, die fungeren als concentratiepunten waaromheen macht zich verdicht. Zoals bedrijven (Microsoft, Philips, Sony e.d.) en organisaties (UN, Greenpeace, Amnesty International) en sportclubs. Hoe meer mensen zich commiteren aan een idee, des te meer potentiële macht kan rond dat idee gemobiliseerd worden. En overal is er in potentie dan ook gevaar aanwezig en soms is er maar één handige flikker nodig om potentiële macht om te zetten in geëffectueerde macht. De vraag is eigenlijk of het ook anders kan. Conclusie is dat 'het recht' zoals omschreven in boeken en kleitabletten niet anders is dan de weerslag van een machtsverhouding op zeker moment. Op het moment dat de boeken geschreven worden kunnen de machtverhoudingen alweer gewijzigd zijn, maar geen der strijdende partijen heeft nog zin wederom de strijdbijl op te graven en de stellingen te bemannen. Er valt immers nog zoveel meer strijd te leveren en misschien valt daar wel wat te winnen.

Onderwijl ben ik bij het geschreven woord uitgekomen en wat valt er nog te schrijven over het geschreven woord ? En is dat belangrijk voor een goed begrip van 'recht' of 'het recht' ?. Zouden we elkaar goed kunnen begrijpen zonder geschreven woord, zonder gesproken woord, zonder taal ? Misschien niet zo goed als met taal, maar in elk geval goed genoeg om taal te bedenken en te construeren. Je hoort nog wel eens beweren dat mensen in een bepaalde taal denken. Dit roept de vraag op hoe de taal dan ooit zou kunnen zijn ontstaan. Wat die mensen bedoelen is dat ze de produkten van hun denken proberen te verwoorden. En als ze dat stilletjes doen zonder praten dan denken ze kennelijk dat ze denken, maar eigenlijk praten ze stilletjes in zichzelf.

Voor het verwoorden van denksels kan de ene taal geschikter zijn dan een andere; afhankelijk van het onderwerp. Wie over computers nadenkt komt al gauw tot de ontdekking dat het nederlands woorden ontbeert om concepten te beschrijven en dus sluipen er engelse woorden in de verwoordingen. Maar ooit is taal ontstaan in een tijd dat er nog geen taal was. Het zal een langdurig en moeizaam proces geweest zijn, zoiets als jezelf aan je eigen haren uit de modder trekken. Maar het is gelukt en nu communiceren we met behulp van een systeem dat we 'taal' noemen.

Dat roept al weer de volgende vraag op: hoe effectief is die communicatie? Als ik probeer iets te verwoorden moet ik tot de ontdekking komen dat ik daarin slechts bij benadering in slaag. Probeer eens een bloeiende bloem zodanig te omschrijven dat iemand die nog nooit zo'n bloem gezien heeft en er ook niet bijzonder in geïnteresseerd is, een goed beeld van zulk een bloem krijgt. Dat roept reminiscenties op aan de tijd dat de eerste ontdekkingsreizigers de dingen die ze in verre landen hadden gezien, beschreven voor het thuispubliek. Soms werd er een kunstenaar ingeschakeld om het beschrevene te tekenen en daaraan kunnen we soms nog zien wat de weerslag was van een dergelijke comunnicatie-draad en die vergelijken met fotoos van dezelfde voorwerpen om te zien wat er bedoeld werd. Soms lijkt het en soms niet. Meestal zal de ontdekkingsreiziger nog aanwijzingen gegeven hebben aan de kunstenaar, voorzover zijn geheugen het hem toestond. Het is niet voor niets dat we concrete begrippen het beste communiceren met behulp van plaatjes. Als we dat niet doen, komt er heel weinig van terecht en het vergt veel van zowel spreker als luisteraar. En tot nu toe heb ik het nog over concrete zeken als tafel, blok, been en andere zaken waarbij je eventueel gebruik kunt maken van plaatjes. Als ik me realiseer hoe mank de communicatie over dergelijke dingen kan verlopen als we niet de beschikking hebben over plaatjes, hoe zit het dan met abstracte begrippen, waarvan 'recht' er een is. En in het geschreven recht wordt veel geregeld over andere abstracte begrippen. Het laat zich raden dat hierover eindeloos gedelibereerd kan worden en dat is dan ook de broodwinning voor een hele beroepsgroep.

Ik wil me niet laten verleiden nog verder in te

gaan op de verlokkingen van de taal. Meestal als ik een zin begin, begint het mijmeren al bij het eerste woord. Ik (wie ben ik, wat is dat ik, wat wordt ermee bedoelt en wat vind ik daar zelf van) vind (nou ja, vind ik dat eigenlijk wel of zeg ik maar wat) dat (heerlijk betekenisloos woord) het (dat belachelijke onderscheid tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke lidwoorden) eens (nou ja ooit, liefst binnen mijn tijd van leven) uit (?) moet (zo en wie gaat dat opleggen?) zijn (het moeilijkste woord van allemaal, wat is zijn, bestaat het wel, is het wel betekenisvol er een werkwoord voor te reserveren, had dat niet beter opgedeeld kunnen worden zoals binnenkort Microsoft en onderverdeeld naar verschillende functies) met (ja met wat, mayo of zo?) dat (weer genieten van zo'n woord waarover niets te melden valt) geneuk (zeg, kan het wat minder grof) om (smullen weer) ieder (nou ja de meeste, althans vaak, althans voor een buitenstaander, dus, dinges) woord. Woorden zijn als vleesetende planten en jij bent het insect dat ze proberen te vangen. Meestal weet ik ze te ontwijkende, maar ik hoorde net de val van 'recht' achter me dichtklappen. Mag ik er uit ?

Tot zover over het geschreven recht. Daar wilde ik het niet in de eerste plaats over hebben, maar ik weet nog niet of ik het helemaal kan negeren. In eerste instantie wilde ik het onderliggende concept 'recht' nader vorm geven, zoals ik dat zie als een afgeleide van dat andere begrip 'macht', dat op zijn beurt gezien kan worden als een afgeleide van het begrip 'kracht' en dat zo vaak in een adem wordt genoemd met 'plicht'. Allemal abstracte begrippen die zich ergens in mijn hersenen een plaats hebben verworven en hun betekenis ontlenen aan hun umfeld in die hersenen en of ik er in slaag middels dit met behulp van taal gestelde stukje bij de lezer een zelfde umfeld te bewerkstelligen is onwaarschijnlijk en in elk geval niet aantoonbaar. Kloos dichtte 'ik ben een god in het diepst van mijn gedachten' en ik vermoed dat hij daarmee ondermeer duidde op de onmogelijkheid tot eenwording van gedachten via welke communicatie dan ook en daarmee rest voor ieder van ons het besef dat we maar zeer gebrekkig kunnen communiceren en in het diepst van onze ziel gedoemd zijn tot dezelfde ultieme eenzaamheid als die een opperwezen ten deel pleegt te vallen.

Ik moet hier weer even op adem komen en daarom onderbreek ik deze uitzending voor een lijstje met nog uit te werken punten. Dat zijn in volstrekt willekeurige volgorde:

  1. hoe kom je van gevoeld onrecht tot gevoeld recht ?
  2. hoe bouw ik een kompjoeter-simulaasie van het eerder geschetste machtsscenario ?
  3. wat zijn criminelen ?
  4. hoe gaan individuen om met recht en macht ?

Zoals u merkt bewaar ik de grootste kluif voor het laatst. Ik laat me er niet overuit of die ook het lekkerst is. Zelf zou ik graag zo'n kompjoeter-simulaasie bouwen maar ik denk dat ik dat pas bevredigend kan doen als ik eerst de psyche heb doorgrond. Dus toch maar eerst even puntje één van dit lijstje:

Hoe kom je van gevoeld onrecht tot gevoeld recht ?

Stel je bent een doorsnee-burger en er overkomt je iets dat je een sterk gevoel van aangedaan onrecht bezorgd. Als je je gaat bezinnen op de situatie realiseer je je onvermijdelijk de positie van degene die je verantwoordelijk acht voor al het vreselijks dat je is aangedaan. En vermoedelijk vorm je jezelf daarbij evenzeer een beeld van de machtspositie van je tegenstander. Kan ik hem aan of niet ? Is het een arme stakker, waardoor je gaat denken 'Laat maar zitten', is het iemand met wie je wel eens in de slag durft of is de tegenpartij er één uit de categorie die blikken advocaten kan lostrekken. Al denkende heb je je dus al gerealiseerd dat het verkrijgen van recht sterk samenhangt met je machtspositie. Zelfs al weet je honderd procent zeker dat je gelijk hebt in een zaak van een dubbeltje, dan realiseer je jezelf al snel dat het honderden guldens kan gaan kosten om je dubbeltje terug te krijgen. Dat doe je dus niet en daardoor bestaat er defacto een soort drempel beneden welke het een partij bijna straffeloos is toegestaan om minder machtigen er in te luizen. Als ik dat scenario verder ga uitpluizen kom ik terecht in een volgend hoofdstuk 'Hoe gaan we om met macht?'. Iedereen voelt wel dat het tegen machtige partijen heel moeilijk vechten is en aangezien de meeste mensen geen zin hebben in een leven als een Don Quichotte, nemen ze hun verlies en gaan verder op het pad des levens. Toch gebeurt het een enkele keer dat een individu zoveel stof weet op te doen waaien dat hij er in slaagt zijn recht te halen tegen een partij die veel machtiger is dan hijzelf. Hij of zij betaalt daar dan voor in de vorm van tijd en frustratie en het angstige besef dat het toch wel eens niet zou kunnen lukken. En hoe ga je dan verder met je leven? Het pad naar gevoeld recht is lang en bezaaid met stekeligheden en valkuilen en of er licht is aan het einde van de tunnel is een onzekere zaak. Het vergt een aparte constitutie die weg te durven gaan. Ik ga dus over op een vrolijker onderwerp.

Hoe bouw ik een kompjoeter-simulaasie voor de evolutie van het machts-scenario ?

Dit wordt een flinke kluif, dus ga er even voor zitten. Allereerst iets over modellen en simulaties. Toen de kompjoeters krachtig genoeg waren geworden daagde het besef dat het wellicht mogelijk zou zijn om op basis van een wiskundig model met behulp van een kompjoeter-programma na te gaan of er zich situaties zouden ontwikkelen die overeenkomen met de werkelijkheid. Aan de hand van de resultaten zou het model wellicht zodanig kunnen worden bijgesteld dat er betere simulaties zouden kunnen worden gegenereerd. Eén van de takken van sport die zich hier intensief mee bezig hielden was de meteorologie en in 1960 was er in de USA ene meneer Edward Lorenz, die ontdekte dat twee simulaties met hele kleine verschillen in de invoerwaarden enorm konden gaan verschillen na enige rekentijd van de toen nog op steenkolen gestookte kompjoeter. Dat betekende dat er alleen op de heel korte termijn iets van waarde uit zo'n model zou kunnen komen, mits je er betrouwbare invoerwaarden instopt. Wie zelf ooit met regelsystemen heeft gestoeid is dit fenomeen misschien wel eens tegengekomen. Dit was een fundamentele bevinding voor Lorenz die daarop de parabel ontwikkelde van de vlinder in Peking die door zijn opstijgen enige tijd later een storm veroorzaakt in New York. De kleine wervelingen van zijn vleugelslag zetten een proces in gang dat mede tot de storm leidde. Sindsdien zijn meteorologen erg voorzichtig met weersvoorspellingen voor de lange termijn en houden ze het op voorzichtige uitspraken met een horizon van hooguit enkele dagen. Heel verstandig van ze en een voorbeeld dat in talloze andere wetenschappen zou dienen te worden nagevolgd, maar dat lijkt net zo moeilijk aanvaardbaar als destijds de notie dat de aarde niet plat was. Waar wil ik naartoe met dit verhaal? Dat we niet teveel mogen verwachten van een kompjoeter-simulaasie. Helemaal niks eigenlijk. Maar het is wel een leuk spelletje en misschien kan je er nog eens een trede mee stijgen in de bavianenkooi van de wetenschap.

Ik kan het niet nalaten hier nog een ei te leggen over een model dat de werkelijkheid beschrijft en ik maak maar weer eens gebruik van het weer. Stel nu even dat we het voorgaande nog niet echt hebben begrepen en dat we menen dat ons kompjoeter-model met goede uitspraken over de toekomst op lange termijn kan komen, mits we de startwaarden nauwkeurig genoeg invoeren. Hoe komen we aan die startwaarden? Door meting en in het geval van het weer kan ik me voorstellen dat je van zeker punt op zeker moment wilt weten wat de temperatuur is, de luchtdruk, de windsterkte en de luchtvochtigheid. Voorlopig ruim voldoende voor ons gedachtenexperiment. We zagen al dat de startwaarden erg nauwkeurig moeten zijn om een bruikbare voorspelling te mogen verwachten. Hoe nauwkeurig is nauwkeurig? Eén meetpunt per kubieke kilometer atmosfeer ? Dat lijkt erg grof, als je nog even aan die vlinder denkt, maar levert toch al een veel intensiever meetnet op dan haalbaar lijkt. Hier op het land kan je je het nog voorstellen, maar hoe moet dat hoog in de lucht en op zee? Geen erg realistisch scenario en dan ook nog volstrekt onvoldoende om de gewenste nauwkeurigheid te bereiken. Dus gaan we kijken of we meetpunten per kubieke meter kunnen installeren. We nemen voor het gemak even aan dat de chipindustrie een dusdanige staat van perfectie heeft bereikt dat ze in staat is infinitesimaal kleine meetinstrumenten te bakken die ook geen enkele invloed op de meting hebben. We denken nog eens aan de vlinder en beseffen dat we nog steeds veel te grofstoffelijk bezig zijn. We intensiveren ons meetnet tot op 1 meetpunt per kubieke centimeter. Dat komt in de buurt zult u denken. Maar waarom vloog die vlinder eigenlijk op ? Ja dat weet u niet en dat wist Edward Lorenz ook niet, maar de eekhoorn fluisterde mij laatst in het oor dat dit kwam omdat zijn vriend de mier tijdens een van zijn tochten om de wereld plotseling werd aangetrokken door het licht dat reflecteerde op een dauwdruppel op de vleugel van een vlinder, ergens in het verre oosten. Hij vloog er naar toe, maar net nadat hij was geland aan de voet van de dauwdruppel, volgde er een vleugelslag en verdween de druppel met de vlinder in de lucht. De mier was er af gevallen en staarde deze wonderschone combinatie een beetje versufd na. Hij begon zich af te vragen waarom hij eigenlijk op reis was gegaan. Hij miste ook de eekhoorn en besloot deze een brief te schrijven. Omdat ik vind dat ook eekhoorns en mieren recht op privacy hebben, laat ik beide dieren verder met rust, maar het zal duidelijk zijn dat we er niet komen met de inmiddels bereikte dichtheid van ons meetnet. Het verklaart immers niet waarom de mier op reis ging. We zullen dus nog intensiever moeten meten en we zullen ons al sneller realiseren dat we hiermee kunnen blijven doorgaan tot onze meetpunten zich op infinitesimaal kleine afstanden van elkaar bevinden en samenvallen met wat wij werkelijkheid noemen. Alleen de werkelijkheid is een voldoende nauwkeurig model om zichzelf te beschrijven. Geen opwekkend vooruitzicht aan het begin van een wetenschappelijke loopbaan.

Het zou me evenwel niet verbazen als er anno nu nog steeds met kompjoeter-modellen wordt gewerkt om bepaalde uitkomsten te genereren. Zoals bekend zijn de uitkomsten van onafhankelijke onderzoeken min of meer te koop en dus valt er wel wat te sleutelen met de start-waardes om gewenste uitkomsten te bereiken. Ik dreig hier op een zijpad te geraken, dus houdt me tegen. Als rechtvaardiging voor de hantering van kompjoeter-simulaties zou kunnen worden aangevoerd dat de wet van de grote getallen zijn intrede doet. Die wet zegt min of meer dat inidivueel gedrag niet voorspelbaar is, maar gedrag van grote groepen wel. De klassieke mechanica is een voorbeeld van zulk gedrag. Men stelt allerlei wetmatigheden vast op macro-nivau en deze voldoen uitstekend totdat men naar het gedrag van de samenstellende deeltjes kijkt. De uitkomsten worden beschreven in de quantum-mechanica en daarbij wordt gebruik gemaakt van waarschijnlijkheden. Zo valt bijvoorbeeld de plaats van een deeltje niet nauwkeurig te bepalen zonder zijn snelheid te beïnvloeden en andersom. Dat maakt de mens bescheiden en doet je eens te meer beseffen dat de wetten van de klassieke mechanica alleen opgaan voor gesloten systemen. Voor zulke systemen hoef je ook geen kompjoeter-simulaties op te stellen. Dus om een kompjoeter-simulatie tot een succes te maken moet je weer een gesloten systeem ontwerpen. Hetgeen de volgende vragen doet rijzen:

Wat is een succesvolle kompjoeter-simulatie ?

Als blijkt dat de uitkomst van de simulatie voor een model met startwaarden overeenkomt met de waarnemingen nadien mag je reppen van een succesvolle voorspelling. Maar wat gaan we doen als de voorspelling rampzalig zou zijn ? Vermoedelijk zouden we ingrijpen en maatregelen nemen die de werkelijkheid gaan veranderen en daarmee de simulatie waardeloos maken. Het is zoiets als experimenteren met nieuwe geneesmiddelen voor zeer bedreigende ziektes. Of ze werken, weet je pas als je ze hebt uitgeprobeerd, maar tijdens het uitproberen kan niet worden uitgesloten dat de bijwerkingen van het middel ernstiger zijn dan de bestreden kwaal. Voor een geneesmiddel kun je nog proefkonijnen fokken maar voor modellen die de toekomst van de mensheid moeten voorspellen is dat niet weggelegd. Hoewel het me niet zou verbazen als er gekken bestaan die hun gelijk voor hun toekomstvisie zouden willen bewijzen als dat alleen aantoonbaar zou zijn met de vernietiging van het mensdom. Bereid u er maar vast op voor. Ik ben stellig van plan in deze gelijk te krijgen.

Wat is een gesloten systeem ?

Wat dacht u van een systeem met een doos erom. We gaan dus een doos bouwen waarin we onze simulatie ongestoord kunnen uitvoeren. Aangezien het onderwerp van onze simulatie de mens is, zal de doos minstens de gehele aarde met atmosfeer en al moeten omvatten. Zon en maan mogen ook meedoen dus pak het hele zonnestelsen maar in. Neen het is geen kadootje, ik neem het zo wel mee. Wacht eens even, zat er ook atmosfeer in zei u ? Dat is toch iets met weer en zo is het niet ? En dat viel niet zo bijster te voorspellen toch ? Gut, hoe moet dat nu ? Heeft weer iets te maken met menselijk gedrag dan ? Tja, wat zal ik zeggen, heeft u zich wel eens geprobeerd te gedragen zonder weer ?

Eindelijk, het kompjoeterspelletje

We zijn het erover eens dat we aan een kompjoeter-simulaasie maar weinig waarde mogen hechten. Toch is het een leuke bezigheid die vele lieden van de straat houdt, die zich anders wellicht met kwalijker zaken waren gaan bezighouden. Hoe zet je zoiets op ? Je begint zo simpel mogelijk in de hoop de nieuwe wereld gaandeweg uit te kunnen breiden door het inbrengen van nieuwe invloeden. We starten dus met het definiëren van een wezentje dat onze wereld gaat bewonen. Voor het uiterlijk hebben voorlopig geen tijd dus wordt het een blokje, omdat dat het gemakkelijst is. En dat blokje geven we leven (nu moet ik toch zo maar weer aan Kloos denken). Wat dat precies is doet er niet toe, alleen dat het slechts in beperkte mate wordt verstrekt. Met een klokje dat tikt en dat ophoudt te tikken na ongeveer 1 dag. In die ene dag moet het blokje zijn leven hebben geleid of geleden. Het klokje heeft energie nodig om te kunnen tikken, anders stopt het voorijdig en dan wordt het een hele saaie bedoening. Die energie moet het blokje zelf vergaren door het nuttigen van voedsel. Daarvan is een beperkte voorraad aanwezig, maar niet genoeg voor een lang leven. Blokje zal iets moeten doen om in zijn onderhoud te voorzien. Tja wat kiezen we hier. Gaan we jagen en verzamelen of gaan we landbouw bedrijven ? We zouden moeten beginnen met jagen en verzamelen en dan zien of er na verloop van tijd van zelf landbouw ontstaat. Dan stelt ons model tenminste wat voor. Dat stelt wel hoge eisen aan de natuurlijke omgeving die we voor ons blokje gaan ontwerpen, anders kan hij nooit op het idee komen om zelf land te gaan bebouwen. Bossen met dieren en bessen en wat groeisels waaruit later een landbouwgewas te telen valt. Kunt u zich voorstellen dat zulk een spelletje slaagt ? Dat willen zeggen, binnen mijn tijd van leven zoiets als landbouw voortbrengt ? Terwijl ik toch alleen maar iets over recht en macht wilde zeggen ? Weet je wat, niemand kijkt, dus ik sla dat stadium even over. Ik introduceer de landbouw als een god-gegeven omstandigheid en vraag mij en passant af of dit systeem gelovige of agnostische blokjes gaat voortbrengen. Landbouw is simpel omdat je dan je speelveld zo leuk kunt indelen in hokjes en daarop een bepaalde opbrengst realiseren die behalve van enkele luttele natuurlijke omstandigheden mede afhangt van de inbreng van de blokjes in mijn spelletje. Die blokjes moeten het land bewerken om in hun voedselvraag te voorzien en andersom hebben ze voedsel nodig om het land te kunnen bewerken. Als je dat allemaal een beetje op de rails hebt gezet en er in bent geslagd je blokjes enige tijd in leven te houden dan wordt het tijd om je over de voortplanting te buigen. De blokjes krijgen een palletje of een holletje en waarom zouden ze daar iets mee als het niet een hele plezierige bezigheid was. Jawel, blokjes houden van sex. Maar niet te veel, want anders krijgen ze rood haar en verregent het graan op het land. De geslachtsdaad mag wat mij betreft een seconde duren, gevolgd door een zwangerschap van 5 minuten, waarna er een brullend klein blokje ter wereld wordt gebracht. Hierdoor wordt het moederblokje tijdelijk uitgeschakeld en dient pappablok voor 3 te werken. Dat doet hij niet zomaar natuurlijk. Daar moet een beloning tegenover staan. We noemen het geluk. Blokjes worden gelukkig als ze door andere blokjes liefdevol worden ontvangen na gedane arbeid. Enzovoort. Ik weet niet hoe lang ik nog door moet gaan met deze onzin, maar het lijkt me duidelijk dat er een mensenleven is verstreken voordat we een acceptabel model als uitgangspunt voor onze simulatie hebben geconstrueerd. En voordat de kompjoeter één dag uit het leven van onze dappere nieuwe wereld heeft berekend zal er rook uit zijn staartveren kringelen en hij - het kompjoeterleven beu - de moede cpu in de schoot leggen. Volgens mij leid dit nergens naar en mede daarom verbaas ik me telkens weer over al die goochems die zonder blikken of blozen kompjoeter-berekeningen uit de kast trekken om hun gelijk aan te tonen. En ik heb het dan niet over de sterkte-berekening van een brugkabel, maar over voorspellingen de toekomst betreffende.

Maar we hadden het over recht en macht en ik vrees te moeten concluderen dat ik geen helder zicht kan verschaffen in de ontwikkeling van een machtsverdeling onder de mensen en dat ook kompjoeter-simulaties hierin geen hulp zullen kunnen zijn. We kunnen niet veel anders dan om ons heen kijken en hopen dat de wereld niet uitsluitend uit kommer en kwel is opgebouwd zoals we ons door media vaak maar al te graag laten inprenten.

Mamma, wabenne krimmeneele ?

'Nou sjgat dabenne pigmeeje diejop aope jaoge'. Althans, dat maakte ik onder het pieperjassen op uit een item in het jeugdjournaal waarin het nakend uitsterven van deenofdandre apesoort werd toegeschreven aan de traditionele leefwijze van de inheemse bevolking, die met stropen werd aangeduid. De ene uitzending hebben ze je als nieuwe soort ontdekt en volgende aflevering wordt je door de masseurs van de tere westerse kinderziel ingedeeld bij het criminelen-gilde. Toen ik nog kranten las en treurbuis keek, rezen me dagelijks de haren te berge bij dit soort manipulerende berichtgeving. Er is bij iedereen een algemeen besef van goed en fout maar de grens ligt niet voor iedereen op dezelfde plek. Op een of andere wijze komt er veelal een 'wetgeving' tot stand die op z'n best het resultaat is van een zogenaamd democratisch proces. Daarin wordt door de deelnemers van deze mythe aangehangen dat er een breed maatschappelijk draagvlak is voor het resultaat van hun overlegrondes en politiek handjeklap. Niettemin kan het niet anders of iedere wet maakt een snede in de samenleving. Wie langs het snijvlak van een wet kijkt ziet ter enerzijde de bedkaajs en ter andere zijde de koetkaajs. Zolang een wet nog in ontwerp is laat men het snijvlak soms naar links en soms een ietsje naar rechts schommelen om te zien wat het resultaat is in termen van aantallen gegenereerde bedkaajs. Men wordt daarin steeds vindingrijker. Want aangezien het resterend politieapparaat continu bezig is zichzelve te reorganiseren en daarvan verslag te leggen en er nog slechts één koddebeier per regio kan worden ingezet voor de actieve boevenbestrijding is men wel zo wijs het mes zo te laten snijden dat er niet meer boeven worden gecreëerd dan de overbelaste bromsnor en zijn justitiële baasje aan kunnen.

Misschien komt het over als een wat brute weergave van vele goede bedoelingen maar de realiteit is er niet anders om. Weinig kwader dan goedbedoeld kwaad. Met iedere wet creëeren we overtreders en wie wel eens over zichzelf heeft nagedacht moet onvermijdelijk tot de conclusie zijn gekomen dat hij (m/v) zelf ook wel eens tot dat corps gerekend had kunnen worden als de regels een ietsje anders waren geweest. Maar het mag niet gezegd worden - het is taboe. Kennelijk wordt het onder ogen zien van het resultaat van een simpele snij-operatie als bijzonder bedreigend gezien. De drugs-problematiek is hier een duidelijk voorbeeld van. De herkomst moet nog gedateerd worden in de tijd dat er mensen waren die wisten wat het beste voor een ander was. En destijds waren er ook nog mensen die zich dat lieten welgevallen. Meneer pastoor, meneer dominee, meneer de dokter, meneer de rechter, meneer enzovoort, die wisten het wel voor jan-met-de-pet. Maar inmiddels kun je een flinke knal voor je kanis krijgen als je als semi-intellectueel nog zulks durft beweren. Niettemin wil men nog steeds bij wet het gebruik van bepaalde middelen verbieden. Ixelve acht dat moreel alleen aanvaardbaar als die middelen mijn gedrag zodanig beïnvloeden dat ik een gevaar voor anderen wordt. En voor de rest ben ik zelfs niet genegen me de betreffende wetgeving te laten welgevallen. Maar niet getreurd, ik rook niet, heb één keer in m'n leven geprobeerd haaj te worden van een stukkie stuff en voor de rest ben ik een stuitend brave burger. Niettemin constateer ik dat er hele volksstammen hechten aan een snuiffie of een saffie. Zodanig veel dat het met geen wet valt tegen te houden. Als er dan toch wetten zijn die het verbieden dan mag de wetgever als hoofdverantwoordelijke worden aangemerkt voor het ontstaan van een slagveld waar opportunisten en wethandhavers met elkaar op de vuist gaan. Het is nog de vraag of de wethandhavers dit überhaupt kunnen winnen. En het is nog sterker de vraag of de mate van criminaliteit die wordt geïnduceerd met deze wetgeving niet veel groter is dan die welke het gevolg was geweest van het vermijden van deze wetten. Nu kun je de klok wel willen terugdraaien maar het is zeer de vraag of dat nog gaat. Degenen die destijds voor deze wetten pleitten zullen geneigd zijn hun hakken in het zand te steken, want ter vermijding van gezichtsverlies gaat men liever ten hele dwalen dan ten halve keren. Men wordt inmiddels geruggesteund door een omvangrijke lobby van belanghebbenden die allemaal iets te verliezen hebben als het betreffende verbod zou verdwijnen. In andere landen zie je dan ook wel eens dat er sterke banden blijken te zijn tussen boven- en onderwereld, maar in schijnheiligland verbindt men liever geen punten en de het kleuren van de zo onstane plaatjes is uit den boze. Dat heet dus niet voor niets zo.

Maar waar het om gaat is het besef van een causale kluwen. Een wet is bedoeld om mensen te beschermen tegen bepaalde gedragingen door anderen. Die gedragingen vloeien voort uit een combinatie van persoonlijke en omgevingsfactoren. Gedragingen kunnen worden ontmoedigd door het vooruizicht van straf of schuld. Gedragingen kunnen worden aangemoedigd door het vooruizicht op rijkdom. Sommige gedragingen zijn een gevolg van de behoefte iets te bezitten of consumeren. Voor deze goederen of diensten is er een markt met vraag en aanbod. Wie wetten maakt zal zich moeten realiseren dat een verbod de markt van vraag en aanbod verplaatst van deze naar gene zijde van de wet. Weinig wetgevers beschikken over de macht zulk een markt volledig te onderdrukken. Zolang er een markt blijft bestaan betekent een verbod dat het goed schaars wordt en de prijs dientengevolge hoog. Dat werkt als aanmoediging voor mensen die graag rijk willen worden en heirin een goede kans zien. Wetgevers mogen zich niet beperken tot het uitkramen van voorschriften maar dienen zich bewust te zijn van de mogelijke gevolgen ervan, die op de lange termijn onvermijdelijk een eroderende werking zullen hebben op de integriteit van de mensen en de stabiliteit van het systeem dat zij proberen in stand te houden. Of de aanmoedings-prijs hoger is dan de ontmoedigings-straf is een kwestie van persoonlijke afweging. Hoe meer armoede, hoe meer mensen zich door de worst zullen laten lokken. Schuldgevoel over het eigen hadelen is in zulk een umfeld een kwestie van luxe voor degene die het zich kan veroorloven omdat hij het strijdveld heeft mogen verlaten.

Hoe gaan we om met recht en macht ?

Het zal er toch van moeten komen. De ziel op de snijtafel. Ik zal het niet enger maken dan het al is en me ertoe beperken om mijn eigen noot te kraken. Gelukkig kan ik eerst nog even een rationeel zijpad op alvorens in een emotioneel moeras te verzuipen. Ik heb in twee hoedanigheden te maken met macht; ik geef het uit en ik neem het in. Maar er zit ook nog een perceptie-kant aan. Als ik macht krijg toegediend, is het dan ook zo bedoeld of interpreteer ik het zo ? En als ik uitdeel, ben ik me daar dan van bewust of niet en hoe interpreteer ik de reaxie van de ontvanger ? Dienen we daarnaast nog een onderscheid te maken in macht tussen mensen onderling en macht tussen mensen en instituties ? De vaste grond onder mijn voeten voelt nu al aan als drijfzand en ik heb nog niets inhoudelijks verteld.

Laten we het proberen simpel te houden en alle zaken proberen te vangen in een schema dat we daarna puntsgewijs afwerken. Er zijn 2 personen X en Y en er is een zaak/bedrijf/organisatie/instituut/oid Z en we beschouwen de mogelijke verhoudingen tussen X en Y en tussen X en Z. De volgende gevallen doen zich voor:

  1. X en Y zijn zich geen van beide bewust van enige machtsverhouding
  2. X is zich ervan bewust dat Y meer macht bezit dan iXelf
  3. X is zich ervan bewust dat Y ongeveer evenveel macht bezit als iXelf
  4. X is zich ervan bewust dat Y minder macht bezit dan iXelf

Voor het gedrag is alleen van belang of men zich bewust is van een machtspositie en niet van de werkelijke of vermeende inhoud ervan. Daarnaast is het van belang of men zich inschat dat de andere partij zich evenzeer bewust is van de onderlinge machtsbalans. Dat betekent dat de laatste drie van bovenstaande gevallen moet worden uitgebreid met de volgende mogelijkheden:

  1. X denkt dat Y zich niet bewust is van de eigen machtspositie
  2. X denkt dat Y zich wel bewust is van de eigen machtspositie
  3. X weet niet of Y zich bewust is van de eigen machtspositie

Het geval Z is tot op zekere hoogte te vangen binnen bovenstaand schema, namelijk in al die gevallen waarin Z zich laat vertegenwoordigen door een persoon van vlees en bloed; we noemen hem (m/v) Y. Maar er zijn ook confrontaties waarin dat niet het geval is en deze nemen hand over hand toe, als Z zich onpersoonlijk laat vertegenwoordigen door een brief of een computer of een opgenomen stem oid. We zullen dus ook Z in de zaak moeten betrekken, hoewel aan deze Z geen persoonlijkheidskenmerken als bewust/onbewust kunnen worden toegekend. Met betrekking tot de relatie X versus Z doen zich dus alleen bewustzijnstoestanden voor in de ziel van X:

  1. X is zich ervan bewust dat Z meer macht bezit dan iXelf
  2. X is zich ervan bewust dat Z ongeveer evenveel macht bezit als iXelf
  3. X is zich ervan bewust dat Z minder macht bezit dan iXelf

Tien mogelijkheden in totaal en ik zal het proberen kort te houden, want het dreigt nu dorre kost te worden. Ik zal zien of het betoog hier en daar kan verluchtigen met enkele overdrijvingen of broodje aap verhalen die aan de essentie niet afdoen. Per geval:

1) X en Y zijn zich geen van beide bewust van enige onderlinge machtsverhouding

Als u mij tegenkomt bij de grote mensenvriend en ik ben in mijn goede hum en wordt niet tot vervelends toe geplaagd door bonusaanbiedingen, ontbrekende prijzen, uitverkochte artikelen, ellenlange rijen voor te weinig kassa's, hardhorende bejaarden met levenslang gespaarde zegeltjes, in kassa's klemgeraakte kassarollen en nog zo wat grut, en u bent net zo iemand, eveneens in goeden doen en niet wars van een praatje, waaruit u kunt concluderen dat deze scene zich niet in de omgeving van Utrecht afspeelt, en we slagen erin wat koetjes en kalfjes met elkaar uit te wisselen om vervolgens weer voorgoed uit elkaars leven te verdwijnen, dan heb ik al veel meer over deze verrassende ontmoeting verteld dan strikt gezien nodig was. Geen macht en geen machtsbesef dus geen item voor dit verhaal.

2a) X is zich ervan bewust dat Y meer macht bezit dan iXelf en denkt dat Y zich niet bewust is van de eigen machtspositie

Y is voorzitter van de lokale golfvereniging en het ultieme genot lijkt X te zijn om onder gelijkgestemde zielen een balletje te deponeren in een daartoe bestemd gaatje op een gladgeschoren grasveld. Neen, X is geen hond, maar een brave burger die zijn maatschappelijke positie hoopt te verbeteren. Y is niet van X's voornemen op de hoogte. Y kent X niet maar X weet wie Y is en rijdt achter hem aan om te zien waar die zijn boodschappen doet om hem vervolgens semi-achteloos bij de aanbieding met bloemkolen aan te spreken over een willekeurig onderwerp. Vooralsnog laat X niets van diens intenties doorschemeren en zodra dit wel het geval zou zijn, moet ik u voor het verloop verwijzen naar één der andere punten. X ontbloot dus niet zijn diepe verlangen en hoopt slechts dat Y zich tezijnertijd dit bijzonder prettige gesprek zal herinneren. Uiteraard zegt X niets confronterends of aanstootgevends. Nog op de partijbijeenkomst geweest laatstelijk ? Kostelijk niet waar ? Ja, ze moesten er wat aan doen ! Het is een schande. Keutel, keutel, enzovoort. Wie weet levert het wat op. Er is bij X duidelijk een besef van macht en hij houdt daarmee rekening in z'n eigen gedrag door middel van zelfcensuur en opdevlaktehouderij. Als hij zich verspreekt en het idee krijgt dat er bij Y een belletje gaat rinkelen ondergaat het gesprek een transitie naar situatie

2b) X is zich ervan bewust dat Y meer macht bezit dan iXelf en denkt dat Y zich ook bewust is van de eigen machtspositie

Oeps, dat was niet zo handig. Nu weet die zakkenwasser wat X van hem wil. Afijn, het beste er maar van maken. De situatie kan nu alle kanten op gaan. De strategische varianten zijn veeltallig maar niet eindeloos. X kan pogen zijn ontsnapte intentie weer in het hok te krijgen of voorgeven niet van Y's voorzitterschap op de hoogte geweest te zijn of besluiten maar beter recht op het doel af te gaan. Y kan zich afvragen of hier van toeval sprake is of dat deze rare snijboon X hem heeft gepoogd de reet te likken of besluiten zijn gedachtenspinsels maar ter zijde te schuiven en te doen of er niets aan de hand is. Ik zou niet weten hoe deze kwestie in de meerderheid van de gevallen zou uitvallen. Je zou menen dat een doorwrocht psychologisch onderzoek hier klaarheid in zou kunnen brengen. Het aantal strategische varianten lijkt aftelbaar en daarmee potentieel subject voor turven. Hele trossen promotie-kansen doen zich hier voor. Of is het budget voor dit soort onderzoek alweer overgeheveld naar de zoveelste natuurwetenschapper die nog eens een noodklap aan een elementair deeltje gaat uitdelen in de hoop dat hier nu eindelijk eens de unificatie-theorie mee vooruitgeholpen kan worden. Kennelijk is het maatschappelijk wenselijker om uit te vinden of kwirk, kwerk en kwark familie van elkaar zijn dan ons eigen gedrag beter in kaart te brengen.

2c) X is zich ervan bewust dat Y meer macht bezit dan iXelf en weet niet of Y zich dat ook bewust is

Tja dit wordt op eieren lopen voor X om te vermijden dat hij afglijdt naar 2a) of 2b), tenzij hij denkt daarbij garen te kunnen spinnen, en zal in de overige gevallen wel uitlopen op een fletse versie van 1). "Alles goed ? Ook met de kinderen en mevrouw (m/v) ? Fijn, nu tot ziens maar weer." Kortom een hoog Kooten en De Bie-gehalte.

Aan de situaties 3a), 3b) en 3c) hoef ik geen bijzondere aandacht te besteden omdat er geen bijzondere verwikkelingen te verwachten zijn. Zolang er geen knopen doorgehakt behoeven te worden zal de situatie lijken op die als in 2c). Onderwijl zullen beide partijen pogingen in het werk stellen de eigen positie infinitesimaal klein en toch merkbaar te verbeteren. Als dit is gelukt kunnen we voor de beschrijving weer terugvallen op de situaties onder 2) en 4).

Misschien is het onderhand aardig een klein sexe-onderscheid te poneren. Al die machtsspelletjes die ik hier probeer te beschrijven worden voornamelijk gespeeld door mannetjes. En hoewel vrouwtjes misschien hopen dat de verhoudingen zich ook in deze zullen middelen, heb ik daar een hard hoofd in. Ze blijven op biologische gronden gemiddeld genomen achter in fysieke kracht en imponeer-vermogen. Daar helpt geen lieve moedertje aan, ook al is zij hoogleraar emancipatiezaken of premier van een land vol bleke burgers die steeds meer gaan lijken op de combinatie van vis en vies die zij voor voedsel houden. Waarmee ik niet gezegd heb dat vrouwen geen machtsposities kunnen verkrijgen. Maar vele vrouwen lijken niet te beschikken over het vermogen om ook de achtergond-signalen te duiden. Voor veel mannen geldt dat zij, ook als ze volledig in hun werk opgaan, nog een antenne ter beschikking lijken te hebben waarmee ze dingen opmerken die elders in hun omgeving plaats vinden. Alsof ze niet alle hersencapacteit ter beschikking stellen van de acute situatie, maar ook achtergrondsignalen doorlaten en tijdelijk opslaan om ze later in alle rust te analyseren en verwerken. Veel vrouwen lijken dat vermogen te missen, hoewel het misschien een kwestie van training is en derhalve van gewenning, in een biotoop die tot voor kort voornamelijk door mannen werd beleefd. Wie druk is met kinderen en huishouden heeft toch ook ergens ook nog aandacht voor achtergond-signalen zodat de toegeweide jonge moeder tijdens het verschonen van de luier van de jongste, vanuit een ongewone compositie van achtergondgeluiden nog kan beoordelen dat tezelfdertijd de oudste bezig is de koekjestrommel te vandaliseren en de middelste doende de dop van de fles bleekmiddel te draaien. Datzelfde vermogen stelt mannen in staat hun positie in het krachtenveld van de macht te bepalen en kansen en mogelijkheden af te leiden uit half opgevangen signalen. Misschien komt het ook doordat vrouwen menen zich extra te moeten bewijzen in een mannenwereld en zich derhalve extra intensief op hun werk concentreren. De tijd zal het leren.

Het wordt tijd om de bordjes te verhangen. X wordt Y en andersom en klaar is Kees. 2=4 en hort met de sik naar de volgende alinea. Sorry, maar dat is me iets te gemakkelijk. Recent zag ik een video-opname van zekere overste (of zoiets) K die zich gedroeg als onderste tegenover zekere vijandelijke generaal M. De scene deed me sterk denken aan de situatie die ik eerder beschreef met betrekking tot de keuring voor de militaire dienst. Het was direct duidelijk wie van de heren de overhand had, ook al versta je geen syllabe van wat er gezegd wordt. De lichaamstaal was als van het kleine hondje dat hoopt niet te zullen worden opgevroten door de grote buldog. Ik had niet gedacht dat iemand in zulk een rang nog tot zulk gedrag kon vervallen en de scene doet het ergste vrezen voor als er echt gevochten moet worden en het vaderlandse leger is volgelopen met loopbaan-militairen die keurig doen wat loopbaan-politici hen voorschrijven. Zelfs al zouden de soldaten zelf uitstekende vechtjassen zijn - bijvoorbeeld gerecruteerd uit criminelen die het rechte pad zoeken - dan zouden ze met zulk een kader nog geen Belg uit een patatkraam schieten.

Maar dit terzijde. We draaien de rollen om. X heeft meer macht dan Y en is niet zo'n brave borst als deze voormalige golfclub-voorzitter. X heeft een zwak karakter met weinige interne remmingen en is geneigd snel te vervallen tot machtsmisbruikend gedrag. Vermoedelijk te wijten aan overambitieuze ouders met een mislukt huwelijk. Of trekt u zelf maar iets uit de psychoanalytische muur. Wat doet het ertoe. We zullen zien of en hoe de situatie zich ontwikkelt.

4a) X is zich ervan bewust dat Y minder macht bezit dan iXelf en denkt dat Y zich niet van bewust is.

Het verloop hangt nu van veel factoren af. Welke belangen spelen op het moment ? Hoe zit het met het karakter en het hummetje van X ? Een vuigimborstige en narrige X kan zijn stemming verbeteren met een kat en muis spel met als doel de machtsverhoudingen duidelijk te maken. Als de missie is geslaagd krijgt Y een pepernoot en bij blijvende narrigheid een blauwe boon geserveerd. Hoe dan ook, of er gebeurt niets bijzonders en de situatie eindigt zoals ie begon of de machtsverhouding wordt al snel in het bewustzijn van Y gehamerd en daardoor gaat de status van de situatie over in 4b).

4b) X is zich ervan bewust dat Y minder macht bezit dan iXelf en denkt dat Y zich daarvan bewust is.

De enige spannende uit dit rijtje mogelijkheden en het verloop is wederom vooral afhankelijk van karakter en hum van X en het vermogen van Y om daarop in te spelen. Y kan het beste zichzelf vergeten en proberen de juiste snaren in X te vinden en moet op het scherpst van de snede opereren om het vege lijf te redden. Dat is niet iedereen gegeven en bovendien sterk afhankelijk van de gevoeligheid van X voor de reacties van Y. Als Y door het opperwezen is bedeeld met een merkwaardig gebakken conterfeitsel dat bij X niet in de smaak valt, dan doen de overige talenten van Y er al niet meer toe.

Nu kan men tegenwerpen dat deze soep in de praktijk zelden zo heet wordt gegeten. We leven tenslotte in een systeem met vele tsjeks en bellensus en het tot nu geschetste gedrag is voornamelijk voorbehouden aan dragers van almacht en die zijn er weinig. In de ene situatie heb je wat te zeggen en in een volgende dien je je te schikken. Voor het verkrijgen van almacht dien je over bijzondere talenten te beschikken en over een daarvoor gevoelig publiek. Een zeldzame combinatie die helpt voorkomen dat er een overschot aan almachtigen ontstaat. Niettemin kent de menselijke geschiedenis talloze van dit soort figuren die er in de optiek van historici veelal wel degelijk toe doen en niet met een achteloos gebaar afgedaan kunnen worden. Het zijn vaak de Napoleonen, de Hitlers, de Stalins en Lenins, de Dzjengkissen Kahn of Dzjengiskhanen, de Shakaas Zulu enzovoort. Maar ook op kleinere schaal zoals de Ceauceskoeien, Milosevici, Tudjmannen en talloze Afrikaanse Warlords. En ook op nog kleinere schaal kom je ze tegen in figuren die bedrijven of organisaties bestieren zoals Samaranch, Gil y Gil, en talloze andere sportboboos. En wie heeft er niet eens de aanvechting gehad om de een of andere baliekluiver door z'n loket heen te trekken en hem aan z'n bretels willen opknopen. Je zou bijna geneigd zijn te concluderen dat er in ons allemaal een duiveltje schuilt dat slechts op een gelegenheid wacht om uit z'n doosje te springen.

4c) X is zich ervan bewust dat Y minder macht bezit dan iXelf en weet niet of Y zich daarvan bewust is

Geen interessante situatie. Glijdt vanzelf af naar 4b).

 

Al met al lijkt het alsof alleen die situaties interessant zijn waarin de macht aan de oppervlakte komt en getoond en gebruikt wordt. Dat is ook het journalistieke uitgangspunt. Alleen als zich zulke situaties voordoen komen ze op de treurbuis, treurtoeter of treurgazet. Hierdoor zou de indruk kunnen ontstaan alsof macht de alles bepalende factor is in het wereldgebeuren. Met hier en daar een bijrol voor wat natuurrampen, die sommigen er evenwel nog aan herinneren dat de macht van het opperwezen onbeperkt is. Toch zal voor veel (de meeste?) mensen gelden dat hun dagelijks leven helemaal niet is vervuld met situaties waarin macht een rol speelt. Dit lijdt tot een schizofreen wereldbeeld. Het beeld van de media en het beeld van de persoonlijke ervaring. Vaak zijn de uitkomsten niet congruent. Je kent vrijwel alleen aardige mensen, maar volgens de media is één op de 5 vrouwen ooit met sexueel geweld geconfronteerd, en schuilt in vele mannen een potentiële delictpleger. Uiteraard komt macht in ieders persoonlijke leven met zekere regelmaat aan de orde, maar om nu te zeggen dat het allesbepalend is gaat wat ver. Er zijn vele momenten op een dag waarop macht niet aan de orde is. Hoewel, is dat wel zo ? Wordt het niet ook vaak ontkent ? Zeker als we orders uitdelen aan onze kinderen. Ga afwassen, ga je huiswerk maken, ga naar bed. Het kan zo als vanzelfsprekend worden verordonneerd dat we soms zelf niet in de gaten hebben dat er van macht gebruik wordt gemaakt. En als we zelf expliciete macht moeten incasseren kunnen we dit het beste zo snel mogelijk vergeten en zelfs proberen te ontkennen. En niet tot expressie gebrachte macht kunnen we zelfs maar beter helemaal ontkennen om het leven dragelijk te houden. De beste strategie om met macht om te gaan is om er niet over te praten, net te doen of het er niet is. Dan komt de onmacht niet boven en hoeft het gal niet te vloeien. Het vermogen tot ontkennen is vermoedelijk onbegrensd. En dat is maar goed ook omdat erkennen ervan tot de onvermijdelijkheid van een fatale keuze zou kunnen leiden. Je zou jezelf wel eens in een gevaarlijke situatie kunnen brengen en de meeste van ons kiezen liever eieren voor hun geld. Alleen helden doen dat niet en daarom zijn ze dom, sterven voor ze zich hebben voortgeplant en zijn derhalve een schaars artikel. De macht en de angst voor de dood wonen naast elkaar in het appartementengebouw van ons brein.

Ik wijd nogal breed uit over macht omdat het duidelijk is dat je je rechten moet gaan halen op de vrije markt van de macht. Ik wil er ook nog iets anders over kwijt naar aanleiding van de recente oorlogen in Joegoslavië. De perceptie dringt zich op dat het allemaal anders had kunnen lopen zonder opperhoofd M. M is er in geslaagd een macht-pyramide op te bouwen die hem in staat heeft gesteld de situatie te laten escaleren zoals is gebeurd. Uiteraard rijst de vraag of het anders had gekund. In eerste instantie denk je van wel, maar als je er langer over nadenkt ga je daar weer aan twijfelen. Want hoe komt zo'n figuur aan de macht die hij heeft ? Vermoedelijk door vanuit een bepaalde positie een groot aantal mensen aan zich te binden door middel van allerlei psychologische technieken. Hier wat geven daar wat nemen. Verdeel en heers. Vooral aandacht besteden aan mensen die zelf al een machtsbasis hebben. Als je het talent hebt dit lang vol te houden en niet ten val gebracht te worden door concurrenten, dan bevindt je je na verloop van tijd vanzelf aan de top van een pyramide. Zelf heb je de macht over het eerste echelon onder jou en de bewoners van die laag staan ieder weer aan de top van hun eigen pyramide. De vergelijking met een kaartenhuis dringt zich op, maar deze is fout. Een kaartenhuis stort in als je één van de onderste kaarten verwijdert. Een pyramide is niet zo simpel tot instorten te bewegen. Het simpelste wat je kunt doen is het topje van de pyramide afschieten en als die door teveel veiligheidsmaatregelen wordt omgeven, zul je kunnen proberen in de onderliggende laag wat gaten te schieten, maar dan zul je snel moeten handelen, want anders bestaat de kans dat de gaten vanzelf van onderop weer worden opgevuld en blijft de pyramide in stand. Een kundig manipulator heeft voor al zijn vazallen vervangers in petto voor het geval ze een bedreiging worden of op eigen benen, dan wel houten pyama, het veld ruimen. Je zou kunnen betogen dat verwijdering van de top ook kan leiden tot een bliksemsnelle vervanging. Maar die kans is klein. Er zijn niet zo heel veel mensen aan te wijzen in de wereldgeschiedenis die het talent hebben gehad zulke pyramides te bouwen en lang aan de top te verwijlen. Over het algemeen zullen ze er voor hebben gewaakt om potentiële concurrenten te weren uit hun directe omgeving en derhalve is de onderliggende laag vermoedelijk niet bewoond door mensen met vergelijkbare kwaliteiten als de topman (m/v). Bij verwijdering van de top heb je dus alle kans dat op enige termijn de pyramide alsnog instort. Als het volgens mij dan zo simpel is, waarom gebeurt het dan niet ? Waarom worden figuren als M en destijds de grote mensenvijand AH niet simpel vermoord door degenen die het gevaar zien komen. Ik vermoed dat het in aanleg een kwestie is van een foute analyse van de situatie. Men wil graag geloven dat de situatie niet is wat zij lijkt en zoekt vooral naar signalen die dat bevestigen. Men luistert met grote aandacht naar oppositionele geluiden en wenst te geloven dat het binnenkort wel uit zal zijn met de macht van de tophond. En als de conclusie dat de tophond is wat hij lijkt onvermijdelijk is blijkt het niet meer zo simpel om hem uit z'n tophok te schieten. Je belt niet zomaar bij hem aan om hem een klapsigaar te overhandigen. Tenzij je toponderhandelaar bent. Er zou dus een laatste gespreksronde moeten worden georganiseerd en als dan wederom blijkt dat de tophond niet van plan is zijn tanden te laten trekken, blijft er maar één mogelijkheid over: de kus des doods. Toegediend door de toponderhandelaar. Was het niet de Amerikaanse superonderhandelaar H die als laatste de gelegenheid heeft gehad om topman M zijn laatste medicijn toe te dienen ? Het is niet gebeurd ? Zou hij de mogelijkheid überhaupt wel overwogen hebben ? Zou hij eigenlijk ook zelf niet vinden dat het de uiterste consequentie van zijn beroepseer is om desnoods het heft in eigen handen te nemen ? Dat had vermoedelijk hemzelf en enkele omstanders het leven gekost en duizenden anderen gespaard. Maar ja, heldendom is voor de dommen en onwetenden en H is geen van beide.

De Grote Knark

We zijn er nog niet. We hebben nu alleen nog gehad over macht tussen mensen onderling. Er is evenwel nog meer macht te ontdekken in het behang des levens. De anonieme macht die organisaties hebben en die soms door personen wordt bemand. Maar om die bemande macht gaat het niet, want die hebben in het voorgaande al behandeld. Het gaat om die grauwe schaduw die soms over ons valt als we bijvoorbeeld weer een blauwe enveloppe van de deurmat moeten rapen. In zulke gevallen wende men zich tot het verhaal van de Sloven door Marten Toonder. In dit verhaal worden lusteloze figuurtjes ten tonele gevoerd die hun zinlose arbeid verrichten onder luid geweeklaag. De onverbeterlijke bemoeial Bommel trekt zich hun lot aan, als hij hoort dat ze niet met hun zware werk kunnen ophouden omdat de Grote Knark de bezitter is van hun hachjes. Uiteraard geholpen door een list van de jonge vriend slaagt Bommel erin de wezentjes hun eigen hachje te laten bezitten, waarna ze in ledigheid hun dagen slijten, zich afvragend wat ze zullen doen. Ook deze situatie is weinig bevredigend en het slot van het liedje is dat de Grote Knark weer als voorheen de bezitter van de hachjes wordt en de sloven hun droefgeestig leven continueren. Alle commotie wordt dan nog afgesloten met een simpel doch voedzaam maal op slot Bommelstein. Voor de Grote Knark kun je natuurlijk een willekeurige grote en machtige organisatie invullen, de staat, de belasting, de werkgever, de maffia. Vul maar in. Deze onpersoonlijke macht is nog veel bedreigender voor de individuele mens dan de persoonlijke macht. In een conflict tussen mensen kun je nog eens overgaan tot lijfelijk geweld, maar tegen zulk een concentratie van macht als die van De Grote Knark, heeft de gemiddelde burger weinig in te brengen. Die macht laat zich ook niet zo simpel ontkennen. Iedere keer dat je een krant leest wordt je er mee geconfronteerd. Met het bestaan van die macht-houders en de mogelijke consequenties voor jou zelf. Niet iedereen is daartegen doorlopend bestand. Er komt een tijd dat je er dusdanig murw onder wordt dat je met berusting het hoofd in het kussen des doods legt. Deze macht maakt murw.

Laat ik nu kort de afzonderlijke mogelijkheden doornemen met betrekking tot de mogelijke verhoudingen van X tot Z. In het volgende geldt Z als afkorting voor Ze Grote Knark.

5) X is zich ervan bewust dat Z meer macht bezit dan iXelf

Vermoedelijk een bekende situatie. Afhankelijk van X inschatting over een mogelijke wijziging van de machtsverhoudingen zal X zich terughoudend en gereserveerd opstellen. Vooral geen blaffende honden wakker maken en zoveel mogelijk op papier proberen vast te leggen zijn voor de hand liggende strategiën. Zo heel nu en dan verneem je van iemand die het opneemt tegen een macht die veel groter is dan die van hemzelf. Zelden slaagt zo iemand er in zijn strijd voor de dood tot een bevredigend einde te brengen. Zo was er eens iemand die het vanuit een persoonlijk gevoelde gewetensnood opnam tegen, naar ik dacht een groot Zwitsers pharmaceutisch concern als Hoffmann-LaRoche en dit tot in de allerhoogste instanties heeft proberen door te zetten. Ik kan me de afloop niet herinneren want het speelde zich af in de marge van het nieuws en het was zo'n bedreigend verhaal dat je er liever ook niets van wil weten. In het televisie-programma Weerwerk zie je wel eens voorbeelden van dit soort verwikkelingen en die lopen zeker niet altijd bevredigend af voor de recht-zoekende partij. Zoals onlangs nog in de zaak Ovaa, de militair die verongelukte door het ontploffen van een ondeugdelijke mijn. Het ministerie van defensie wist dat de mijnen ondeugdelijk waren, maar nam kennelijk de kleine kans op ongelukken lief. Toen een medewerker van defensie aan de jongbestorven weduwe de dood van haar man moest berichten, diende hij te zeggen dat het diens eigen schuld was. Hetgeen hij deed, onderwijl met hoofdschudden aangevende dat hij niet de waarheid sprak. Het vervolg van deze affaire is buitengewoon treurigmakend. Ik geloof dat de affaire inmiddels al bijna 15 jaar speelt en dat in laatste instantie de nationale ombudsman er zich in misprijzende woorden over heeft uitgelaten. Maar vooralsnog zitten twee beschadigde gezinnen met een verward begrip van recht en onrecht. En zal de journalist Oltmans er nog voor zijn vertrek naar de eeuwige jachtvelden in slagen enige genoegdoening te krijgen ? De prijs voor het verkrijgen van je recht is hoog en als het je toch gelukt dan wordt de verguizing wellicht nog groter omdat je allerhande reputaties hebt bezoedeld. Dat is niet alleen vervelend voor de reputatiehouders maar ook voor de reputatieliefhebbers, want hun droom ligt ook aan gruizels.

6) X is zich ervan bewust dat Z ongeveer evenveel macht bezit als iXelf

Ik denk niet dat dit een bijster relevante situatie is. Wordt pas spannend als de verhoudingen gaan schuiven en de balans afglijdt naar 5) of 7).

7) X is zich ervan bewust dat Z minder macht bezit dan iXelf

Dan zijn we nu wat X aangaat bij de boba's aangekomen, ofwel de Bovenbazen zoals Toonder ze noemt. Niet te verwarren met bobo's; dat zijn figuren die zichzelve opblazen zodat ze belangrijker lijken dan ze zijn. Boba's hebben dat niet nodig. Ze hebben een machtsbasis en hun positie is vaak niet eens omstreden. Het lijkt me vrijwel onmogelijk om niet van je macht gebruik te maken als het je in grote mate is toegevallen. Het zal zelfs van je geeist kunnen worden door degenen die je hebben geholpen deze machtspositie te beklimmen. Als je op die eis of verwachting niet ingaat beginnen ze langzaam maar zeker de poten onder je stoel weg te zagen. Macht is geen attribuut dat zonder inspanning blijft hangen. Er moet voor gewerkt worden om te voorkomen dat de ballon waarin het zit opgesloten leegloopt. Daartoe zal er gebruik van worden gemaakt en gebruik van macht door de machthouder is bijna otomatisch misbruik van macht in de perceptie van degene die de klap moest ontvangen.

Wat moeten we in dit geval verstaan onder Z ? Een organisatie die belangrijker minder machtig is dan sommige individuen ? De belasting zal het niet zijn, die blijft oppermachtig. Evenzeer is justitie in de USA nog machtiger dan de man die heeft ontdekt dat een handige flikker rijker wordt van de handel in mangelende software dan een sjeik die met z'n reet op een oliebron zit. Maar diezelfde man heeft op een ander terrein wel weer veel meer macht dan allerhande, al of niet door staten of internationale organisaties opgezette, clubjes die pogen standaarden voor software vast te leggen. Zo zijn er na enig denken talloze voorbeelden te vinden. Nu is niet gezegd dat de meneer die bekend is geworden van de slogan "In a world without borders and walls, who needs windows and gates?" direct bezig is met het uitoefenen van macht over allerhande overlegclubjes, die hem wel eens zouden kunnen dwars zitten. Er is vermoedelijk in zijn organisatie wel iemand te vinden die die taak op zich neemt zonder het de grote baas zelf te vragen. Die mensen zijn overal in elke organisatie te vinden. Wie wil er niet hogerop ?

Anoniem & Amorf

Bovenstaande uitwijding noopt mij tot een toevoeging aan het arsenaal van kracht en macht. Een categorie die ik bijna had overgeslagen als ik vanochtend niet de radio even had aangezet. Nu heb ik in de ether boven dit land nog nooit een een fatsoenlijke reclameloze muziekzender ontdekt en daarom parkeer ik de afstemjoenit wel eens op een kletszender alwaar men het journaille tekeer kan horen gaan. Lang houd ik dat meestal niet uit. Het komt zelden voor dat ik geïnformeerd wordt terwijl ik bij voortduring het idee krijg dat ik gemanipuleerd wordt. Het lijkt de dames en heren kennelijk onmogelijk dat ik mij geheel op eigen kracht een beeld vorm en daarom duwen ze me maar vast de helling af opdat ik terecht zal komen waar ze me hebben willen. Langer dan een vlaag houd ik zulk gewauwel niet uit en dus heb ik maar weer eens iets etherisch opgezet dat niet stoort bij het vastleggen van mijn vibraties, om met de schilder Tijn te spreken. Kortom we moeten nog de categorie AA behandelen, die staat voor Anoniem & Amorf, omdat het gaat om een onpersoonlijke en vrij ongestructureerde categorie, die veelal wordt omschreven door een heleboel individuen op een abstracte hoop te gooien. We spreken dan van de pers of de politiek of de engelsen of de duitsers of de hoelikuns ofzovoort. Geen van de individuen uit zulk een groep kun je aanmerken als specifieke machtsdrager uit naam van de groep. Elke keer dat er iemand uit zulk een groep wordt aangesproken op zijn gedrag, kan hij (m/v) hooguit voor zichzelve, maar heeft geen mandaat van de overige groepsleden, die zich per definitie niet als groep hebben georganiseerd. Zodra ze dit wel doen, hebben we weer te maken met het eerder behandelde Z-type. De organisatie-graad doet ook niets af aan het bestaan van de AA-categorie. Zo was de ouderwetse vakbond te zien als een organisatie voor het AA-type arbeider en zo zijn er organisaties voor werknemers en middenstanders en boeren enzovoort. Maar wat ik hier wil constateren is dat ook de categorieën waaraan die organisaties hun macht ontlenen en op leren vliegen een zekere machtwerking hebben. Een anonieme uitstraling die niettemin buitengewoon krachtig kan zijn. Wie durft in de berekuil te gaan tapdansen, zonder te weten waar de beren zijn ?

Ik & Macht

Het zal duidelijk zijn dat ik niet om mezelf heen kan in dit epistel. Kennelijk is er voor mij een reden me bezig te houden met de begrippen 'recht' en 'macht'. Ik denk wel eens dat ik er iets gevoeliger voor ben dan een ander. Ik maak me vaak druk waar een ander meewarig het hoofd schudt. Of is dat ook maar een hoduing? 'Militaire dienst ? Wordt je een kerel van, watje!', was de teneur in sommige kringen, die ik dan ook zorgvuldig meed. Als kind ben ik niet vroeg geconfronteerd met een macht die zoveel groter was dan ikzelf dat ik er aan overgeleverd was. Die was er wel in de vorm van ouders, maar die maakten hun macht niet expliciet. Dat was hun aard niet en vermoedelijk lag het niet in mijn karakter om het uit te lokken. Mensen reageren op elkaar, zeker ouders en kinderen en in tegenstelling tot wat wel eens wordt gesteld, vermoed ik dat de kind-op-ouder-effecten veel groeter zijn dan ouder-op-kind-effecten. Ik zie dat sterk nu ik zelf een dochtertje van amper een half jaar over de vloer heb kruipen. Voor mij kwam de eerste beangstigende confrontatie met de macht pas toen ik zeventien jaar was en tijdens de vakantie een rondje op mijn brommer maakte. Ik ging door Duitsland en op zeker moment werd ik klemgezet door een heerschap dat mij met donderende stem duidelijk maakte dat ik een verkeersovertreding had begaan. Ik vroeg hem zich te identificeren als politieman, waarop hij zei dat hij op dat moment geen dienst had en zijn papieren derhalve niet bij zich. Ik vertrouwde het niet en omdat we ons op een tamelijk eenzaam plekje bevonden gaf ik plotseling gas en stoof er vandoor in de richting van een grote weg die ik in de verte zag liggen. De man sprong natuurlijk direct in zijn mobiel en zette de achtervolging in. Toen ik eenmaal op de grotere weg was aangeland, waarover vrij druk verkeer reed, zette ik de brommer stil en wachtte op de dingen die komen zouden. Brulaap had mij snel ingehaald, stopte en begon me op vol volume toe te bulderen. Ik weet nu niet meer.wat ik nog te berde wist te brengen en wat hij allemaal te melden had. Alleen dat hij na enige tijd tieren weer in z'n kadetteretet plaatsnam en vertrok, waarop ik me als de wiedeweerga terug naar het veilige vaderland begaf over zo druk mogelijke wegen. Deze gebeurtenis heeft destijds veel indruk op me gemaakt en omdat het voorval zo'n vijfentwintig jaar na een oorlog plaatsvond die ik me goed had ingeprent en waarin Duitsers er ook al niet zo positief afkwamen, nam ik me voor me zoveel mogelijk te verzetten tegen allerlei vormen van gezag. Want ik meende nu een beetje te begrijpen van die vele brave Duitse burgers die hunsondanks tot de vreselijkste dingen in staat waren gebleken. Een deel van het geheim zat er volgens mij in dat men zich niet verzette tegen gezag en dus begon ik daar zelf maar een begin mee te maken aangezien ik niet in dezelfde fouten ooit wilde vervallen. Overigens zou ik nog steeds niet durven beweren dat ik daar onder gegeven omstandigheden ook toe in staat ben.

Maar er is natuurlijk meer aan de hand. Toen ik een tijdje geleden met een veel oudere nicht praatte, die mijn vader nog als jongeman had gekend, en ik zei dat ik grote moeite had met een vaste dienstbetrekking omdat het toch zoiets is als je ziel verkopen, merkte zij op dat ik daarin dan precies mijn vader was. Er zit kennelijk ook een genetische component in de houding die ik aanneem ten aanzien van gezag. Ik had in de geschetste situatie natuurlijk ook heel anders kunnen reageren, maar deed dat niet. Waarom niet? Waarom deed ik zoals ik deed? Waarom wantrouwde ik direct het gezag van de opgeblazen Duitse Obernitwit? Er is een beroemd experiment waarin mensen in een onderzoekssituatie wordt gevraagd elektrieke schokken uit de delen aan proefpersonen, die zij niet kunnen zien maar wel kunnen horen, wanneer deze een foutief antwoord op een vraag geven. De schokken worden steeds heviger tot meer dan dodelijke dosis. Het aantal mensen dat op gezag van de onderzoeksleider doodgemoedereerd dodelijke schokken toediende, zelfs al was het gegil van de proefpersonen niet om aan te horen, was verontrustend hoog. Ik weet niet meer of ik op het moment van mijn Duitse avontuur al op de hoogte was van dit experiment, maar het illustreert nog maar eens waar ik bang voor ben. Al kun je je afvragen of dat nodig is. Hoeveel mensen lijken er geen problemen mee te hebben dat ze in een ver verleden de vreselijkste dingen hebben uitgevroten. Heel veel vrees ik. Waarom ben ik er dan zo bang voor ? En zou het bij anders werken? Ik zou het niet weten. Er zijn wel een paar dingen in mijn leven waarvan ik spijt heb en daar heb ik destijds ook wel lang last van gehad, maar toch zou ik me nu kunnen voorstellen dat ik zonder veel moeite iemand die het ernaar maakt vermoord zonder daar spijt van te krijgen. In het hedendaagse drukke wegverkeer tussen de andere ongemanierde boerenpummels waar dit land zo vol van is, heb ik die aanvechting zeker eenmaal per afgelegde kilometer, maar gelukkig is het zo druk op de weg en moet je je kop er zo goed bijhouden dat je al die incidenten aan het einde van de rit alweer vergeten bent. Al stel ik me in extreme gevallen wel eens voor dat ik de daad bij het woord voeg en mijn bolide met maximum snelheid in die van zo'n knurft boor, waarbij ik het er dan levend afbreng en de knurft zich naar de eeuwige snelwegen begeeft. Ik kan me dan niet voorstellen dat ik daar ooit spijt van zal hebben. Totdat de opgewelde woede weer wat gezakt is en je gaat denken aan de nabestaanden van zo'n gek. Een jonge weduwe met jonge kinderen en een oude behoeftige moeder die haar enig kind verliest. Dan wordt woede weemoed en maakt plaats voor de emotie van het levenslied.

Recht is Krom

Recht is natuurlijk ook nog iets heel anders, misschien het beste te omschrijven als niet krom. Een begrip waarbij we al gauw aan wiskunde denken. Het heeft iets te maken met lijnen. Wat is een lijn ? Men leze er een wiskundige verhandeling over. U weet ongeveer wat ik bedoel. Goed en secuur omschrijven is niet eenvoudig; heel moeilijk zelfs. Bij een lijn denken we aan een streep die zowel aan de ene als aan de andere kant tot in het oneindige doorloopt. Maar wat we ons bij het oneindige moeten voorstellen is alweer een volgend raadsel. De raadselen zijn soms dichter bij dan ons lief is. Misschien heeft u ook nog geleerd dat de baan van een lichtstraal de beste natuurkundige vertaling is van het wiskundige begrip 'rechte lijn'. Er zijn geleerde heren van naam die veronderstellen dat het heelal gesloten is en dat een lichtstraal daar niet aan kan ontsnappen en dus niet de perfecte vertaling kan zijn van de hersenschim die we 'recht' noemen. In de praktijk zullen we dus toch met minder genoegen moeten nemen. Een gruwel voor de perfectionist.

Het brein, de indruk-klutser

Ik heb het hier en daar al laten doorschemeren. Je kunt niet om het brein heen. Alles wat wij tot onze culturele umfeld rekenen is door onze hersenen gemangeld. Buiten onze perceptie bestaat er niets dat voor ons van enig belang is. De hersenen verwerken de signalen van de zintuigen. Ze kauwen er wat op, doen er een zonnetje of een galsapje bij en koken zo onze emoties. Signalen erin, emoties eruit. Soms mooi verpakt in wiskundige formules die de aanwezigheid van het brein bijna doen vergeten. Eén van mijn grote verwonderingen is de neiging van natuurwetenschappers om het brein te willen ontkennen. Alsof er een beschrijving van de natuur mogelijk zou zijn zonder daarin op een of andere wijze rekening met het brein te hoeven houden. Kan god een steen maken die hij zelf niet kan tillen, vroeg je je vroeger af. En naar de context van de natuurwetenschap vertaald zou dit zoiets zijn als 'Kan het brein een wiskunde ontwerpen die het brein kan bevatten?'. Ik heb er een hard hoofd in en mijn eksterogen schudden van nee. Maar ik hou te vroeg met mijn denkexercities op om er met zekerheid iets van te zeggen. Die eksterogen zeggen me dat ik niet aan het einde van mijn leven tot de conclusie zou willen komen dat ik al die tijd bezig ben geweest met het nalopen van een fata morgana. Temeer niet daar ik recent van Jansen en Janssen vernam dat fata-morgana's niet bestaan. Telkens leek ik er dicht in de buurt en nooit kwam ik er. Hoewel ik moet toegeven dat er in de woestijn niet veel ander fraais is om achteraan te lopen en de optie van die fata morgana dan zo'n slechte nog niet is.

Kunnen we iets zinnigs zeggen over recht als we niet eerst de relatie tussen brein en recht hebben onderzocht? Dat geldt natuurlijk voor alle begrippen en tot op heden is men er veelal van uitgegaan dat dit wel het geval was. Dat we iets zinnigs kunnen zeggen zonder eerst ons brein te begrijpen. Er werd simpelweg geen rekening gehouden met grijze massa en waarom zou je ook als die relatie er ogenschijnlijk niet is. In plaats daarvan wordt er geredeneerd op een manier alsof alles zou kunnen worden afgemeten aan een absolute waarheid. Maar wie waarheid probeert in woorden te vangen verzeilt in een moeras. Dat moeras zit in onze hersenen en daarmee zijn we er dan toch en wordt alles relatief. Gerelateerd aan ons brein, dat als nulpunt voor ons perspektief fungeert. En als nergens uit blijkt dat er überhaupt een absoluutheid bestaat, ook niet in de vorm van een uitslag op een meetinstrument, wordt het des te intrigerender om te begrijpen hoe dat brein werkt. Maar begrijpen is weer een hersenfunctie en kan die zo zijn ontworpen dat het de essentie van het zelf omvat? Wat is begrijpen eigenlijk? En essentie?

Alles of Nix

De vorige paragraaf heb ik er bijgehaald om duidelijk te maken wat ik in het begin bedoelde met de stellingname dat geen enkel begrip goed begrepen kan worden zonder eerst alle andere begrippen te begrijpen. Daarmee is alles complementair aan elkaar in een virtuele ruimte die alles omvat wat mogelijkerwijze door mensen bedacht kan worden. Misschien een beetje als Plato's ideëenwereld.

Wat was er voor de bigbang? Een vraag die je niet stellen mag van beta-wetenschappers. Naar ik vermoed omdat in het woordje 'voor' een tijdsbegrip zit ingesloten en de bigbang gezien wordt als het begin der tijden. Er was geen tijd voor de bigbang en dus was er nix. Althans nix waarover enig brein een uitspraak zou kunnen doen. Na de bigbang was er evenwel in één klap alles dat we in het universum mogelijkerwijze kunnen tegenkomen. Daaronder breinen die zich afvragen wat er was voor de bigbang en of ze zelf bestaan. Die zich afvragen of het woord 'zijn' wel enige betekenis heeft. De hedendaagse fysica deelt halfwaardetijden uit aan alle deeltjes die ze heeft ontdekt. Dat betekent dat na zeker verloop van tijd nog slechts de helft van een aantal deeltjes bestaat. De andere helft is getransformeerd tot andere deeltjes of energie. Dat geldt zelfs voor de meest stabiele deeltjes hoewel daaraan soms een halfwaardetijd wordt toegekend die de berekende levensduur van het universum overtreft. Na verloop van tijd 'is' een deeltje dus niet meer. 'Is' zelfs niets meer en dan ga je je afvragen wat 'niets' dan wel is en ligt de stelling alles=niets voor de hand zodat we in onze hersenen in elk geval deze causale keten hebben gesloten en weer rustig kunnen gaan slapen.

Wat moeten we met zulke kennis? Voorlopig rest ons niet anders dan verwondering. Valt hier wat te begrijpen? Valt er überhaupt wel iets te begrijpen? De hersenen zien patronen en slaan die op in een geheugen. Op zeker moment wordt een waarneming gekoppeld aan een herinnering, die een keten van associaties losmaakt. Sneller dan het waargenomen patroon zich ontrolt hebben onze hersenen het eindpunt van de associatieve keten bereikt en als evenlater inderdaad de waarneming op hetzelfde punt is aangeland zeggen we 'Zie je wel'. Is dat begrijpen?

Slot

Ik ben een weinig afgedwaald in mijn breintocht op zoek naar 'recht'. Ik heb er misschien meer bijgehaald dan u lief is. Toch heb ik geprobeerd het zo summier mogelijk te houden. Ik had nog langer en saaier kunnen uitweiden over allerlei punten die de revue passeerden. Maar ik denk niet dat het had bijgedragen aan de essentie van het verhaal. Hooguit had ik de amusementswaarde kunnen verhogen door wat meer grollen en trivia te spuien, maar dat had misschien weer te veel afgeleid. Niet alleen de lezer maar ook de schrijver die het toch al moeilijk genoeg vind om zijn kop erbij te houden tussen alle andere beslommeringen door. Dit slot wordt dan ook niet zozeer afgedwongen door de loop van het verhaal, maar door de signalen die mijn dochter afgeeft en waarvan ik meen te begrijpen dat er een schone luier, voer en aandacht dienen te worden verstrekt voor het nieuwe millenium aanbreekt.