AFDELING INGEZONDEN BRIEVEN
Maarssen, 5 November 1990
VAN DOORN MOET BLIJVEN !!!
Noch Van Doorn, noch de joodse of Israelische problematiek hebben mijn speciale interesse. Als dan de NRC zo'n tamelijk oninterressante columnist meent te moeten wegsturen wegens het te berde brengen van onbetamelijkheden, wordt men nieuwsgierig.
Helaas was de bron van alle beledigingen na het aardappelschillen verdwenen, maar Van Doorn's 1e repliek op de kritiek bleek nog te achterhalen. In zijn antwoord beweert Van Doorn een en ander dat voor discussie vatbaar is, maar zeker niet onredelijk lijkt.
De redactie van de NRC meent er niettemin onbetamelijkheden in te bespeuren.
Zelf slaag ik daar helaas niet in. Onbetamelijkheden zijn mij zeer dierbaar. Vele onvertogen woorden die in deze krant te berde worden gebracht, mbt arabieren (Michael Stein) of christenen (Bert op Zaterdag), kunnen op mijn warme sympathie rekenen. Maar in het geval Van Doorn slaag ik er niet in ze te ontdekken en om de man dan weg te sturen om iets wat hij niet gedaan heeft is een onbetamelijkheid die zelfs mij te ver gaat. Nog afgezien van het feit dat op zijn minst de indruk wordt gewekt dat door deze actie de auteur achteraf in het gelijk lijkt te wordt gesteld, wens ik als representant van een naoorlogse generatie niet meer geconfronteerd te worden met de zelfcensurerende uitingen van een schuldgevoel dat het mijne niet is.
Ik vindt de door uw hoofdredacteur gepleegde actie ten aanzien van de heer Van Doorn, dan ook dermate grotesque dat ik hem van harte wil aanbevelen om zelf maar op te rotten.
M.Schulte
Maarssen